Werknemers in 2020 meer dagen afwezig door tijdelijke werkloosheid dan door ziekte
Afgelopen jaar een tiende minder uren gepresteerd
- Vertienvoudiging van niet-gepresteerde tijd door werkloosheid (1% in 2019; 10% in 2020).
- Van het totale aantal beschikbare uren werd in 2020 slechts 68% gepresteerd: een daling met 10% tegenover 2019.
- Werknemers hebben in 2020 7,3% van hun beschikbare tijd niet gepresteerd door ziekte of privéongeval: geen stijging tegenover 2019, ondanks de pandemie.
- Langdurig absenteïsme zette zich door in 2020: stijging met 8%.
Cijfers uit het sociaal secretariaat van Securex, partner in tewerkstelling en ondernemerschap, tonen aan dat werknemers het afgelopen jaar meer afwezig waren door tijdelijke werkloosheid dan door ziekte (9,6% t.o.v. 7,3%). Kort en middellang absenteïsme daalde wel het afgelopen jaar, maar Heidi Verlinden, HR Research Expert bij Securex, waarschuwt voor een mogelijke boom van afwezigheden na corona: “Mensen hebben het afgelopen jaar hun collega’s moeten missen en maakten vaak veel stress door. Het is meer dan ooit belangrijk om in te zetten op verbondenheid op de werkvloer.”
Van de totale beschikbare tijd[1] presteerden werknemers in 2020 slechts 68%. Dat is een daling met 10% ten opzichte van 2019. Arbeiders en bedienden presteerden in 2020 respectievelijk 62% en 72% van de beschikbare tijd. In vergelijking met het jaar voordien gaat het om een daling met 13% bij arbeiders en met 8% bij bedienden. Het aandeel te presteren uren in de beschikbare tijd werd in 2020 dus significant onderbenut.
[1] De beschikbare tijd is de optelsom van de gepresteerde tijd, ziekte, privéongeval, arbeidsongeval, bevallingsrust, gewettigde afwezigheid, werkloosheid, verlof, feestdagen, thematische verloven, overuren en inhaalrust.
Heidi Verlinden, HR Research Expert bij Securex, verklaart de evolutie: “De daling in gepresteerde tijd is te wijten aan tijdelijke werkloosheid, niet aan ziekte of privéongeval. De toename van tijdelijke werkloosheid is het sterkst bij bedienden, maar arbeiders waren een groter deel van hun beschikbare tijd tijdelijk werkloos (bedienden stegen van 0,1% naar 8%, arbeiders van 2% naar 12%). Werknemers waren evenveel dagen afwezig door ziekte of privéongeval in 2020 als in 2019. Wel zijn er belangrijke evoluties waar te nemen als we afzonderlijk naar korte en lange afwezigheden kijken.”
Minder kort en middellang absenteïsme ondanks pandemie
In 2020 daalde het korte absenteïsme (duurtijd korter dan een maand) met 11%, ondanks de pandemie. COVID-19 zorgde dus niet voor meer geregistreerde korte afwezigheden. De verklaring hiervoor is het feit dat werkgevers geen ziekte registreren voor hun tijdelijk werkloze werknemers, en dat thuiswerkende werknemers zich vermoedelijk minder snel ziek melden. Daarnaast waren er significant minder verkeersongevallen met letsels tijdens het afgelopen jaar, en vonden er wellicht minder privéongevallen plaats door minder (sport)activiteiten in groep.
Gedurende twee maanden in 2020 lag het korte absenteïsme een flink stuk hoger dan in 2019: in maart (+46% bij bedienden en +12% bij arbeiders) en in oktober (+20% bij bedienden en +6% bij arbeiders). Dit waren niet toevallig twee maanden met besmettingspieken, bij het begin van de eerste en de tweede golf van de coronacrisis. De piekmaanden voor kort absenteïsme waren net als in 2019 februari, maart en oktober, gevolgd door januari en september.
Ook dit jaar is het risico op virusbesmetting hoger in de eerste drie maanden van het jaar dan in de daaropvolgende maanden. Het ‘binnen leven’ in de winter zorgt elk jaar voor extra besmettingen. Dit jaar komt het coronavirus nog bovenop die typische griepmaanden. Thuiswerk, handhygiëne, voldoende afstand houden en sociale isolatie zijn in deze maanden dus zo mogelijk nog belangrijker dan voorheen.
Het middellange absenteïsme (duurtijd tussen een maand en een jaar) daalde bij arbeiders met 7% in 2020, maar bleef stabiel bij bedienden. Vooral tijdelijke werkloosheid had hier een impact: de maanden met de sterkste daling in middellang absenteïsme volgden telkens na een topmaand voor tijdelijke werkloosheid. Niet werken lijkt arbeiders dus te behoeden voor middellange afwezigheden, door de aard van hun werk. Bij bedienden is de link tussen tijdelijke werkloosheid en middellang absenteïsme minder duidelijk te maken. Ten slotte kan ook de tijdelijke stopzetting van niet-urgente zorg een deel van de verklaring bieden: niet-dringende behandelingen werden immers uitgesteld, waardoor ook de daaropvolgende revalidatie niet doorging en absenteïsme beperkt bleef.
De stijging van het lange absenteïsme (duurtijd langer dan een jaar) die Securex eerder in 2020 vaststelde, heeft zich doorgezet voor het volledige jaar. In 2020 steeg langdurig absenteïsme met 8%. Werkgevers schroefden tijdens de coronacrisis wellicht hun inspanningen voor re-integratie van langdurig afwezige werknemers terug. In de eerste maanden van 2020 was er namelijk nog geen noemenswaardige stijging waar te nemen van lang absenteïsme, maar het record van de eerste jaarhelft werd in de tweede helft wel verbroken.
“Als werkgevers zich blijven inzetten om korte afwezigheden terug te dringen, kan een explosieve toename ervan voorkomen worden wanneer het einde van de coronacrisis nadert. Onder de actieve werknemers is het korte absenteïsme niet toegenomen, ondanks massaal thuiswerk, vaak hogere stress en langere werkdagen. Investeren in verbondenheid en aanpak van stress op de werkvloer is nu meer dan ooit pertinent als we een psychologisch na-effect willen vermijden,” waarschuwt Heidi Verlinden van Securex.
Over het onderzoek
Deze resultaten zijn indicatief en gebaseerd op zeer recente data van het sociaal secretariaat van Securex. Het is mogelijk dat werkgevers tijdens de komende weken nog correcties doorgeven.
De steekproef telt 27.389 ondernemingen en 271.059 werknemers in de privésector. Er zijn enkel belastingplichtige werknemers opgenomen die volledig onderworpen zijn. Studenten maken dus geen deel uit van de steekproef. Ook flexi-jobs en werknemers op forfait of fooien zijn niet opgenomen. De ondernemingen tellen maximum 1000 werknemers.
Onder ‘beschikbare tijd’ verstaan we het totaal van de te presteren en de niet te presteren tijd. Voorbeelden van niet te presteren tijd zijn verlof en feestdagen, thematische verloven en overuren. De beschikbare tijd komt voor een voltijdse werknemer overeen met alle weekdagen in een maand en 38 werkuren per week. We veronderstellen dan dat die werknemer niet in het weekend werkt en geen overuren maakt.